Zakdoekgeneratie
Ewout Kieckens
In de eindeloze files van Rome zie je ze van verre al in actie. Jonge jongens die bij kruispunten kriskras langs de auto’s lopen en een ten-pack papieren zakdoekjes in de hoogte houden, meestal van een B-merk. Soms zwaait er een jongen met zo’n pak naar een verre automobilist als een veilingmeester bij Christie’s naar een bieder op de achterste rij. De zakdoekjes gaan dan via het geopend autoraampje naar de nieuwe eigenaar, die er een paar euro voor geeft. Maar meestal is het voor die arme jongens leuren bij de autoraampjes. Toch is er bedrijvigheid, en ik heb de indruk dat de zakdoekmarkt sinds de pandemie beter loopt dan ooit.
Heel soms koop ik zo’n pak, meer uit compassie dan noodzaak, want ik ben van de katoenen-zakdoekgeneratie. Dat was ik tenminste. In Italië bestaat die generatie niet. Hier zie je niemand zo’n lap katoen uit zijn broekzak halen om er eens flink in te gaan trompetteren. Als, meestal door oudere heren, dan toch zo’n stuk textiel (van zijde) tevoorschijn wordt getoverd, is het hooguit om wat vocht van een mondhoek te deppen. When in Rome, do as the Romans do, zoals het heet, en ik ben nu ook aan het papier.
Toch bevreemdt het me dat juist papieren zakdoekjes bij overvolle kruispunten aan automobilisten worden aangeboden. Waarom papieren zakdoekjes? Waarom geen ruitenwissers of een reservelampenset? Of, als het we het hebben over dingen die er echt toe doen: waarom geen bak koffie, een lottokaart of een BIC-pen? Tot een paar jaar geleden ging de krant nog wel bij het stoplicht van hand tot hand. De verkopers hadden een hesje aan waarop stond Il Messaggero of La Repubblica en je kreeg van hen de verse krant zomaar op je bestuurdersschoot. Dat was nog eens handig. In een land waar thuisbezorging van de krant eigenlijk niet bestaat, was het stoplicht de enige plek waar het dagblad als het ware op de deurmat viel.
Maar de papieren krant nadert in ons digitale tijdperk zijn einde. De Corriere della Sera, een van de grootste en meest gerenommeerde dagbladen van Italië, verkoopt dagelijks nog maar 14.000 exemplaren. Dat is één krant per 4200 inwoners! De rest leest online. Toch opmerkelijk: de papieren krant verdwijnt, de papieren zakdoek blijft.
De kruispunten van Rome, en vele andere Italiaanse steden, zijn niet alleen het rijk van de zakdoekverkoper. Onveranderd sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zijn kruispunten ook het domein van de ruitenwasser. Volgens de Centrale della Mobilità van de hoofdstad zijn 1387 kruispunten in Rome uitgerust met stoplichten. Dat betekent dat dagelijks een peloton van zo’n 5000 ruitenwassers (tenminste één per rijrichting) in de weer is. De job bestaat officieel natuurlijk niet. Niet dat die mannen (het zijn bijna altijd mannen) een loonstrookje krijgen of premies afdragen. Het is daarom wel grappig om te zien hoe ze vaak zij aan zij met agenten van de gemeentepolitie aan de slag gaan.
Ach, dat heb ik nog niet verteld. Op veel kruispunten waar stoplichten staan, wordt het verkeer óók geleid door de politie. Dat lijkt dubbelop. Je hebt rood, oranje en groen, en een kind kan de was doen. Was het maar zo eenvoudig. In Rome, en een groot deel van Zuid-Italië, houden automobilisten het kruispunt niet vrij als er file wordt gereden. Als het stoplicht dan op rood springt, is de rijweg geblokkeerd voor degenen die groen hebben gekregen. En omdat die auto’s niet verder kunnen, blokkeren ze op hun beurt de volgende verkeersstroom die groen heeft gekregen. In een mum van tijd staat het kruispunt barstensvol.
Als de beginscène van Fellini’s Otto e mezzo, waar de auto’s ook hutjemutje in de file staan, met dat verschil dat er in die film geen omgevingsgeluid is te horen. In het echt is het een hel van claxons én het fluitje van de agent die de chaos moet oplossen.
Als noorderling word je van zoveel desorganisatie snotziek. Zou dat de link zijn met al die zakdoekjesverkopers? •
Archief