Krimpen aan de Trebbia
Ewout Kieckens
Mij bron is don Aldo, de lokale priester.
Hij heeft mij vlijtig uit zijn agenda laten meeschrijven, zodat ik nu zijn weekendschema ken. Aldo, die zijn werkgebied heeft aan de rivier de Trebbia, start met mislezen op zaterdagmiddag in Selva. Dat is een uur en een kwartier rijden van Bobbio waar hij woont. De volgende kerkdienst (16.30) is in Orezzoli. Dan door naar Ottone (18.00). Het schema op zondag: Bobbio
(9 uur), Marsaglia (10 uur), Pieve di Montasola (11 uur), communie geven aan een hoogbejaarde vrouw in Brugnello (12 uur), weer Marsaglia (15 uur), Cerignale (16.30), communie aan huis bij drie bedlegerigen, Ottone (18 uur).
Het schema laat zien wat een priester doet in een tijdperk dat de bewoners het Italiaanse platteland, de heuvels en de
bergen achter zich laten. Dat dorpen en kleine gemeenten krimpen is een fenomeen dat al zeker veertig jaar aan de
gang is, maar we zijn nu dicht bij de ontknoping.
Donaldo, zoals ik de priester gekscherend noem, zal nog zo’n tien jaar, tot zijn pensioen, dit schema volhouden. Deo volente uiteraard. Ik kan mij zo voorstellen wat daarna gebeurt. Hij krijgt een opvolger, die een nóg groter gebied moet bedienen. Momenteel zijn er in dit bisdom (Piacenza) twaalf priesters actief. Twaalf! Het bisdom bestaat uit 425 parochies. Vroeger had je tenminste één priester per parochie.
Ik vroeg naar de leeftijd van het dozijn. “De jongste is 50 jaar, dan is er nog een vijftiger, ik ben 65, er is een collega van 68, twee van 84, een negentiger en nog een aantal dat ook met emeritaat is.” De opvolger van Aldo gaat vast niet meer twee keer per weekend naar Ottone, en Cerignale laat hij natuurlijk helemaal zitten.
En zo komt er een einde aan het georganiseerd katholicisme in Italië, zeker op het platteland. Is dat erg? Niet voor wie zwartrokken en de soms vervelende moraal van de kerk haat, maar het is een aderlating van jewelste voor wie van Italië en zijn tradities houdt. Er gaat een einde komen aan authentiek leven in het kerkdorp, aan de processies en de huiszegeningen. Er komt een stop aan het gezamenlijk eten. Het ontmoetingspunt verdwijnt. De solidariteit lost op. En wie gaat de lokale landbouwproducten en de ‘typische’ gerechten behouden voor het nageslacht?
Neem Cerignale, een van die dorpen die Donaldo bedient. Het heeft 123 inwoners. Ze hebben daar een patroondag (Laurentius, een verering die teruggaat naar de 4de eeuw) en vieren met een processie dat op 26 mei 1432 de Madonna
is verschenen.
Op die dag 589 jaar later ging ik naar de kerk van Cerignale om daar de stemming te proeven. En om te turven. 65 mensen waren present. Waar was de rest, waar waren die andere 58 inwoners? Waren die niet-christelijk? Hadden die maling aan de santenkraam? Nauwelijks. De meeste anderen wonen op papier in het dorp en komen waarschijnlijk soms een weekendje en in augustus over.
De processie werd dit jaar niet gehouden. Wel was er een kerkdienst in de ochtend en een rozenkransgebed in de
middag. Tussen mis en krans zat een copieuze lunch. Die werd gehouden in het lokale restaurant, waar de 93-jarige eigenaresse/kokkin haar kunsten vertoonde. Ik werd neergezet tegenover de priester. Don Aldo zag de toekomst niet
zo somber in. Hij vertrouwt op de goddelijke voorzienigheid, beato lui.
Krimpdorpen zijn een groot probleem. Misschien is het nog niet te laat. Zo is het in de informatiesamenleving waarin we leven mogelijk van afstand te werken. De crisis van de afgelopen anderhalf jaar heeft aangetoond, dat het vaak veiliger en prettiger wonen is buiten de stad. Eventueel kan het parttime wonen een oplossing zijn. Dat kan ook buitenlanders, die willen integreren, aanspreken. Ik zie zo voor me hoe Nederlandse schouders dat Madonnabeeld weer door de straten laten paraderen, hoe Vlaamse handen de kleinschalige lokale landbouw weer op poten zetten.
Misschien geloof ik toch wel in de voorzienigheid. • (Illustratie Sylvia Weve)
Archief