Het leven vieren
Op vrijdagavond behoren de Romeinse pleinen sinds jaar en dag aan de studenten toe. Er staan enkele tafeltjes tegen de gevels, maar al snel vullen de straten zich met mensen die geen plek konden vinden. Aperol Spritz en witte wijn worden in plastic bekers geschonken en gaan gretig van hand tot hand.
Ik loop met een Boliviaanse vriend tussen de groepjes. Het is het begin van het semester en we houden ons nog dapper voor dat tentamens en verantwoordelijkheden hier niet bestaan. Iedereen lijkt het met ons eens: vanavond is het de bedoeling om zo min mogelijk na te denken. De jonge mannen hebben hun overhemden vers gestreken en dragen stuk voor stuk een glinsterende oorbel. De jonge vrouwen staan op hakken en hebben korte jurkjes aan die om hun taille knijpen. Van oversized jassen en witte gympen willen ze hier nog niets weten.
We lopen op de bar af en bestellen twee biertjes. Dat is eigenlijk niet de drank die volgens de mores gedronken hoort te worden, maar het is de macht der gewoonte. Het eerste biertje wordt ingewisseld voor een tweede en een derde. Voor even kunnen we geloven dat de wereld niet heel veel groter is dan dit plein en de mensen die er vanavond met ons zijn. Zonder dat we het merken wordt het later en later.
Wanneer ver na middernacht het terras wordt afgesloten, vervoegen we ons nog even aan de bar. De laatste drankjes worden afgerekend en de plastic bekertjes van de stoep geveegd. Onvast struikelen mensen over onvoorziene stoelpoten en voeten. Te midden van de chaos is een oudere man aan de bar blijven zitten. Hij heeft een bos grijs haar en draagt een groen vissersjack waar pennen en potloden uitsteken. We raken met hem in gesprek en ik vertel hem dat ik geschiedenis studeer.
“Ach, waarom zou je nog studeren?” vraagt hij, zonder een antwoord te verwachten. “Als je in Rome iets over de geschiedenis wil weten, moet je toch niet in een stinkend lokaal gaan zitten. Ga de straat op, kijk naar boven!” De man is wat jolig van de drank.
De vrouw achter de bar valt hem in de rede. Ze is ongeveer even oud als hij en behandelt hem als een vaste gast. “Beïnvloed die jongens nou niet met je onzin”, zegt ze. “Het is belangrijk om naar school te gaan. Zie maar wat er anders van je terecht komt.” Ze wijst naar de man die de belediging stoïcijns accepteert.
“Hoe oud zijn jullie, jongens? Kijk aan. Dan lijken jullie me toch oud genoeg om zelf levenskeuzes te maken. En met een beetje geluk zijn jullie ook slim genoeg om zelf interessante dingen te onderzoeken.”
“Het is toch ook het papiertje waar het om gaat?” De vrouw gebaart met felle handbewegingen naar hem. “Als je iets wil bereiken zul je toch zwart op wit moeten hebben wat je kan.” Ze kijkt ons aan met een moederlijke glimlach. “Niet naar hem luisteren, hoor. Hij is kunstenaar.”
De man heft zijn glas en leegt het. We worden vriendelijk verzocht naar huis te gaan en ons leven te overdenken.
Zelfs midden in de nacht is het nog warm. Ik denk terug aan de terrassen in Nederland, waar de studenten inmiddels al bezopen onder de winterdekens liggen. Daar, net als hier, wordt een paar keer per week wat nutteloos het leven gevierd. Het enige verschil is dat je hier minder hoeft te drinken om het warm te hebben.
Tijdens de tocht naar huis komen we bijna niemand tegen. Af en toe passeren we een paar meiden die onvast op hun hakken door de stegen lopen of iemand die op een gehuurde scooter naar huis slalomt. Onze kunstenaar heeft geluk: morgen gaat er in ieder geval niet gestudeerd worden.
Archief