Buiten de binnenstad

Noem me gerust een piccolo borghese, kleinburgerlijk. Gewapend met een paar (uiteraard herbruikbare) plastic boodschappentassen en de loyaliteitskaart van mijn favoriete supermarktketen, stap ik elke zaterdagochtend in de auto voor de wekelijkse inkopen. Voordat ik de motor aanzet, check ik de digitale plattegrond van Rome om uit te maken waar precies heen te gaan. Ik bezoek zelden hetzelfde filiaal, maar probeer telkens een ander uit. Dat is niet zo omdat ik een of ander maf Guinness-record wil halen of een mysteryguest op missie ben. Het is mijn manier om het Rome van buiten de binnenstad te leren kennen. Het supermarktbezoek als excuus om de hoofdstad buiten de gebaande paden te ontdekken.
De minder gebaande paden liggen in de borgate. De borgate hebben niets te maken met ‘boorgaten’, maar met wijken met sociale huurwoningen uit de jaren dertig van de vorige eeuw die toen ver buiten de bebouwde kom lagen. Tegenwoordig staan borgate gelijk voor zo’n beetje alle buitenwijken van Rome. Daar wonen de borgatari, zegt mijn stiefdochter altijd als het thema ter sprake komt. Ze trekt er dan een vies gezicht bij. Daarmee wil ze niets van doen hebben.
De supermarkt die ik van de week aandeed, ligt zestien kilometer buiten het centrum. Ik koos voor dat filiaal omdat het ligt in Tor Bella Monaca, een moeilijke wijk die vergeleken wordt met de Bronx uit de jaren tachtig. Het is een dichtbebouwde wijk met treurige woontorens van vijftienhoog, en dat in een stad met opmerkelijk weinig hoogbouw. Ik weet niet hoe het er ­’s nachts aan toegaat, maar op een zaterdagochtend heerst er pais en vree. Ik reed nog even langs het gebied waar de lokale El Chapo’s bijeenkomen, maar meer dan wat in brand gestoken vuilniscontainers was er niet te zien. Er stond ook nog een nieuwe Fiat 500 die een wiel miste. Achtergelaten door boeven na een wilde achtervolging door de politie? Maar misschien ook wel gevalletje ‘pech langs de weg’. Tor Bella Monaca mag geen schoonheidsprijs winnen, maar is ook geen banlieue. ‘Parijse’ toestanden zijn in Rome niet te verwachten.

De zaterdag ervoor deed ik mijn boodschappen elf kilometer buiten het centrum aan de Via Prenestina. Dat is een van de antieke wegen die ‘naar Rome leiden’ en de verbinding maakt met Palestrina – vandaar de naam. Niet ver van de supermarkt ligt het Museo dell’Altro e dell’Altrove (Museum van de Andere en van Elders). Ik had er nooit van gehoord, maar ik kwam het tegen bij het inzoomen op de digitale plattegrond van Rome.
Museum is misschien een groot woord. Het heeft geen ­gelikte ingang zoals het Louvre of de middeleeuwse looks van de Vaticaanse Musea. De entree heeft meer iets weg van Vrankrijk, een bekend Amsterdams krakersbolwerk uit de jaren tachtig. Het MaaM, de Italiaanse afkorting van het museum dat daarmee knipoogt naar het MoMa in New York, is óók een gekraakt pand: een voormalige worstfabriek. Je kunt er naar binnen als je een biljet van vijf euro in een doos doet bij iemand die bij de ingang staat – dat is de kassa.
Binnen het complex heersen de afgebrokkelde muren en hier en daar ontbreken de plafonds. Ook staan er nog de machines waar vroeger de varkens werden uitgebeend. In de ruimtes ertussen staan interessante installaties. Alle wanden zijn vol met streetart, gemaakt door beroemde kunstenaars uit die scene. Het is een fascinerend geheel, een mix tussen afbraak en verloedering en vernieuwing en hoop. Er heerst een strakke orde, dat is duidelijk, dankzij een goede autogestione. Er worden rondleidingen gehouden, ook in het Engels, waarop zelfs toeristen afkomen. Die was ik juist ontvlucht.
Nou ja, mijn favoriete supermarkt beschikt in Rome over 150 filialen. Ik kan dus nog even vooruit in mijn zoektocht naar het authentieke Rome. •

Ewout Kieckens woont al vele jaren in Rome en schreef diverse boeken. Hij belicht opmerkelijke zaken van het leven in Italië.

Nieuwsbrief

Advertentie

Bezoek Italië, Emilia Romagna

instagram