
Expeditie periferie
De Boulevard Périphérique in Parijs had voor mij als klein kind een magische klank. Elke keer als we die (in mijn ogen) gigantische ringweg met al die rijbanen en al die flats aan de zijkant opreden, voelde ik bij mijn ouders voor in de auto een zekere opwinding. Hun conversatie was ineens doorspekt met ‘periph’ zus en ‘periph’ zo. Na een uur – mijn vader reed tergend langzaam – was de magie over en lag de weg naar de vakantie in Zuid-Frankrijk voor ons open.
Ook in Rome laat de periferie zijn magische lokroep horen, hoewel de ringweg hier een minder zangerige naam heeft. Geen periferie met ‘ph’ en ‘q’ en al die klinkers met accents, maar gewoon Grande Raccordo Anulare. De grote ringweg. Punt. Afgekort als GRA. Aan dit acroniem (eigenlijk: backroniem) is vast veel denkwerk voorafgegaan. GRA heet naar Eugenio Gra, de ingenieur die de ringweg had bedacht, en trouwens ook hoofd van de Italiaanse Rijkswaterstaat in de jaren vijftig van de vorige eeuw was. Nog een geluk dat hij niet Castrogiovanni heette of een andere lange achternaam had.
Maar goed, die Romeinse periferie bekoort. Bijna elke zaterdag trek ik erop uit om Rome, mijn adoptieve stad, buiten de gebaande paden te leren kennen. Mijn tienerdochter vergezelt me dan. Ik ben er nog niet achter of ze dat doet omdat ze me zielig vindt (andere vaders gaan naar de kust of naar het Luna Park met hun kroost – trouwens, welke tieners willen in hun vrije tijd ook maar iets met hun ouders van doen hebben?).
Ik vind het tof om bijvoorbeeld helemaal in het noorden en net buiten de GRA Labaro te bezoeken. Je kunt die deelgemeente onmogelijk zien als een Geheimtipp van een travelsite, als een alternatief voor het Colosseum, ook al ontdek ik in zo’n buitenwijk toch steeds nieuwe interessante dingetjes. Zo is er in Labaro een Vierstromenfontein, die dezelfde naam draagt als de beroemde fontein op de Piazza Navona in het centrum, maar in zijn betonnen grauwheid allesbehalve monumentaal is. En er is een kerk van wel drie verdiepingen (hij is tegen een heuvel opgebouwd) met achter het altaar een gigantisch raam met uitzicht over de GRA en de heuvelachtige omgeving.
We stoppen bij een bar die Meloni heet. Aan de toog vraag ik natuurlijk of ze iets van doen hebben met de Italiaanse premier. De eigenaresse ‘bekent’ Meloni van achteren te heten, maar zegt een beetje bits geen familie van de premier te zijn.
In Labaro ligt ook de Rode Rots, ofwel Saxa Rubra. Dat is in de Italiaanse geschiedenis een historische plek, zoals de Slag bij Nieuwpoort (dat ooit was) in de Nederlandse geschiedenis. Hier kreeg op de vooravond van de Slag bij Ponte Milvio keizer Constantijn het visioen van het kruis. Hij begreep dat hij het christendom moest omarmen voor de winst op het slagveld. Constantijn liet christelijke insignes aanbrengen op helmen en vaandels (labaro betekent ‘keizerlijk banier’). De volgende dag won hij – natuurlijk geholpen door de patroonheiligen Petrus en Paulus – de strijd. Daarna werd het christendom niets meer in de weg gelegd: de middeleeuwen konden beginnen.
De rots staat er nog steeds. Het is nu een wild begroeide heuvel waaraan een druk plein ligt en waar het krioelt van de rode stadsbussen. Rode rots, rode bussen… Het is duidelijk dé kleur hier. Ook zeven kilometer verderop vinden we een verwijzing terug in een straatnaam: Via Grottarossa. We gaan in die straat weer een bar binnen, want het barleven is geen bar leven, en raken in gesprek met de eigenaresse. Wij vinden dat we inmiddels heel ver weg zijn van het centrum, maar de vrouw zegt dat de binnenstad juist zo dichtbij is. “Neem daar bij die bushalte bus 301 en die brengt je naar Lepanto.” Ze zal vast metrohalte Lepanto bedoelen, maar ik weet toch zeker dat Lepanto de oude naam is van de Griekse havenstad Nafpaktos, waar ooit een van de grootste zeeslagen uit de wereldgeschiedenis heeft plaatsgevonden. Daar was ongetwijfeld ook de nodige ruber mee gemoeid. Het laat maar weer zien hoeveel boeiende (of bloedige) verbanden er te ontdekken zijn in de Romeinse periferie. •
Archief