Blik op de buis

In al het digitale geweld – van kunstmatige intelligentie tot TikTok – dat de samenleving op zijn kop zet, vallen Italiaanse iconen tussen hamer en aambeeld. De Italiaanse krantenkiosk is zo’n Italiaans symbool dat klem zit. In een land dat geen krantenbezorging aan huis kent, is de kiosk, de edicola, die op elk plein wel zijn plekje heeft, de spin in het sociale web.
De krantenkiosk met zijn glazen vitrines puilde tot een aantal jaar geleden uit van het laatste nieuws (binnenlandse politiek, moord en doodslag en een halve pagina ‘buitenland’), de laatste roddels (Dipiù, de Italiaanse Story), de laatste papieren porno (onder de toonbank) en de laatste merchandising van uitgevers. Het was een walhalla voor het oog, een paradijs voor leeslustigen.
Een oudere man die ik onlangs bij een tramhalte in Parioli ­tegenkwam, klaagde dat hij die dag zijn krant niet had kunnen bemachtigen. Twee giornalai, krantenverkopers, uit de buurt waren definitief met hun kiosk gekapt, vertelde hij, en een derde was die dag gesloten. Hij mag als een van de laatsten der Mohikanen zijn borst wel natmaken, want het aantal krantenlezers neemt snel af. Dat gaat me aan het hart. Ik hoor eigenlijk ook tot die generatie die gedrukt inkt opsnuift als ware het Roma van Laura Biagiotti, en misschien is het geen toeval dat dat parfum midden in het krantentijdperk voor het eerst op de markt kwam. Ook mis ik de zwarte vingertoppen die je kreeg als je de lap krant (pre-tabloidformaat) omsloeg. Het voelde alsof je zelf aan het offsetten was.

De krantenkiosk deelt dus in de malaise. Vijftien jaar geleden waren er 40.000 krantenkiosken, tegenwoordig nog 12.000. Bij het tikken van de volgende zin waarschijnlijk 11.999. De kiosken die over zijn, hebben tegenwoordig bijna alles kinderspeelgoed, toeristische troep, Coca-Cola-blikjes, pakketservice) maar nauwelijks papieren kranten. Die alternatieve handel is niet voldoende om er een fatsoenlijk belegde boterham mee te verdienen. Ik heb geluk dat er bij mij op de hoek nog een krantenkiosk staat. Dat is zo’n spartaans en volgeplempt hok van drie bij vier meter waar de zwaarlijvige eigenaresse haar kont letterlijk niet kan keren. Het geluk is niet wederzijds: ook ik neem helaas al jaren niets van haar af.
Gelukkig is er een Italiaans icoon dat van ijzer en staal is: de koffiebar. Daarvan zijn er in heel Italië 132.000, en dat aantal is vrij stabiel. In de bar is niet veel veranderd. Net als in pakweg 1980 zijn er de toog en het espressoapparaat en betaal je een habbekrats voor je espresso of cappuccino. De entourage is ook onveranderd, ook al heb je moderne zaken die bijvoorbeeld ‘big cappuccino’s to go’ in Starbucks-achtige bekers verkopen, maar over zulke blasfemie wil ik het niet hebben.
In de echte Italiaanse bar heb je de barista in tenue (en niet in vrijetijdskleding) en staan er flessen superalcolici (type Petrus Boonekamp en Latte di Suocera) op het rek die alleen in Italië bekend zijn. Aan de muur hangen de relieken uit de tijd. Een crucifix met erachter een verdord palmpasentakje strijdt om een plek met de parafernalia van de lokale voetbalclub. Minder concurrentie is er voor de ingelijste foto’s van de eigenaar met een beroemd persoon uit het verleden – type Mike Bongiorno, Italiaans beroemdste (en inmiddels wijlen) quizmaster.
Ik kwam laatst op een ouderavond een zekere Michele Filippini tegen. Hij vertelde mij dat hij eigenlijk Filippo had moeten heten, omdat hij op de naamdag van de heilige met die naam was geboren. Maar zijn oma, nonna, vond dat al die f’en en p’s in de naam niet konden. Het familieberaad was net gaande toen in oma’s woonkamer op tv juist het programma van Mike Bongiorno aanstond. De nonna sprak met een blik op de buis de doorslaggevende woorden: “De jongen gaat Michele heten.”
De nonna, nog zo’n onverwoestbaar Italiaans icoon. •

Ewout Kieckens woont al vele jaren in Rome en schreef diverse boeken. Hij belicht opmerkelijke zaken van het leven in Italië.

nr. 3, 2025

Nieuwsbrief

Advertentie

Bezoek Italië, Emilia Romagna

instagram