Dat klinkt als ‘amore’
Ewout Kieckens
Voor elke twintig euro die ik bij mijn supermarktketen in Rome besteed, ontvang ik een plakkerig zegeltje dat ik op een verzamelkaart moet doen. Als die vol is krijg ik een aluminium messenset van Berkel. “Hè, bestaat dat merk nog?” was mijn eerste reactie. Logisch toch. Dat had ik laatst ook toen ik op YouTube stuitte op Het is weer voorbij die mooie zomer. Bestaat Gerard Cox nog, dacht ik toen. Maar dat terzijde.
Toen ik dat antiek aandoende logo van Berkel (handgeschreven woord met een krul eronder) zo voor mij op de lopende band zag, sloeg mijn hart een stukje sneller. Het is toch wat om zo’n oud-Hollands merk, waarvan je denkt dat het allang wijlen is, in Italië te zien opduiken. Extra speciaal maakt het dat mijn opa honderd jaar geleden vertegenwoordiger was van het bedrijf in Duitsland. Van Berkel, zoals de onderneming eigenlijk heette, was toen nog maar net opgericht.
Later ging het messenimperium over de kop. Twintig jaar geleden werd de merknaam Berkel overgenomen door een Italiaanse firma. Berkel werd Berkèl (met klemtoon op de laatste e). Sindsdien staan de vintage snijmachines en andere snijtuig van Berkel in nogal wat Italiaanse winkels en huishoudens. Berkel is, zoals Corriere della Sera schreef, een statussymbool voor Milanese yuppen (bestaan die eigenlijk nog?).
Als consument kun je je in Italië hoe dan ook in Nederland wanen. Neem de sausen van Calvé. Ooit had je er een paar die laag in het schap stonden, maar tegenwoordig heersen de potten over het sausenvak, zoals de agressieve blauwe krab nu heerst in de Middellandse Zee. Calvé is ook niet van onze eettafel weg te slaan. E., mijn stiefkind, is verslaafd aan de BBQ, agrodolce en tzatziki. Ook met Calvé heb ik een link, omdat dit merk uit de familie van Unilever komt, waar mijn vader als chemicus zijn halve leven heeft gewerkt.
Nog eentje: Petrus Boonekamp. Dat is een maagbitter die naar het schijnt in Leidschendam in 1777 is ontstaan, maar die ik nog nooit in Nederland ben tegengekomen. Inderdaad, geen familielid van mij heeft er gewerkt.
Geen wonder dat Boonekamp absent is in eigen land, want het drankje heeft absoluut een foute naam. Maagbitter associeer ik met maagzuur, bittere pil en andere woordcombinaties die allesbehalve aanmoedigen een Boonekamp in te nemen. Maar in Italië valt Petrus Boonekamp in de categorie van amaro. Dat klinkt als amore. En tegen de liefde zegt niemand nee.
Hier staat Petrus Boonekamp in zowat elke bar op de toog. Let maar eens op als je volgende keer de lokale Bar dello Sport of Caffè Italia binnengaat. De fles is hoekig en heeft een rode dop. Op het etiket staat een 18de-eeuws portret dat Petrus Boonekamp moet voorstellen. Occidit qui non servat staat er ook nog eens vier keer op. Wie hem niet serveert, gaat te gronde, betekent dat. Dat spreekt Italianen, die in het algemeen het Latijn onder de knie hebben, vast aan. Ze gaan boze voorspellingen graag uit de weg. Wie weet, helpt het ook dat Petrus in het Italiaanse Pietro betekent, de grondlegger van de katholieke kerk. Sinds Marco van Basten niet meer bij Milan is, kun je Petrus dus als de beroemdste Nederlander van Italië beschouwen.
Onlangs kwam ik erachter dat een Nederlands merk nóg beroemder is. E., die een jongvolwassene is, had laatst vriendinnen over de vloer om Latijn te doen. In plaats dat de quams en de quods over tafel gingen, hadden de meiden het over drummino hier en drummino daar.
Ik vroeg wat dat woord betekende. “Een shaggie”, zei er een. Toen viel bij mij het kwartje. Ze hadden het over dat Nederlandse merk van shagpapier dat hier fonetisch Droemme heet. Drum dus, een merk dat in het Italiaans een soortnaam is geworden. Taalkundig gezien kun je het als Nederlands merk niet beter doen.
Komplimenti! •
Archief