Denken aan het Romeinse rijk
Ewout Kieckens
Urbs Mundi. Zo heette Rome in de antieke tijd. En Rome is voor mij nog steeds hoofdstad van de wereld. Dat wordt meteen duidelijk als je zondagochtend de binnenstad van Rome bezoekt. Vorige week merkte ik dat weer eens toen ik met mijn dochter op de scooter stapte voor een ritje à la de film Roman Holiday. Doel was Palazzo Farnese. Mijn dochter moest voor school een opstel schrijven over dat paleis. Waarom Wikipedia copy-pasten als Farnese zowat op de hoek ligt, nietwaar?
Is het niet fascinerend: al die beroemde monumenten die je kent uit (school)boeken en films die gewoon dagelijks aan je voorbijtrekken. Toen ík nog op school zat, kon de leraar ons hooguit naar de Vlaardingse visbank sturen. Een visbank. Meer is er niet in die stad. Voor leerlingen in de Eeuwige Stad geldt juist het oude adagium Non basta una vita: een leven is niet voldoende om heel Rome gezien te hebben. Zodra het weer het toelaat – en dat is dankzij de klimaatverandering bijna 365 dagen per jaar mogelijk – gaat de lerares geschiedenis en kunst naar buiten om bij het Colosseum of ander antiek monument les te geven. Dan brengt ze de scholieren naar de plek waar de Idus van maart plaatsvond, dan weer naar het forum van keizer X, Y, Z. Zoiets kan alleen in Rome.
De bewering dat mannen voortdurend aan het Romeinse Rijk denken, klinkt in Rome vrij logisch. En dat geldt vast ook voor vrouwen (ik zal mijn vrouw nog eens vragen). Als je langs het Pantheon loopt is het onwaarschijnlijk dat er gedachten aan de Machu Picchu opkomen. Maar het denken aan het Romeinse Rijk is in zekere kringen niet onschuldig. Daar vinden ze dat zulke mannen niet deugen. Het idee is geloof ik dat mannen de Romeinen associëren met gladiatorengevechten en Caesariaanse expedities en heimelijk verlangen naar macht en het uiten van hun mannelijkheid. En dat is niet woke.
Als ik denk aan het Romeinse Rijk, denk ik helemaal niet aan zaken als Caligula, de keizer die zijn favoriete paard tot consul promoveerde, maar aan een ander rijk dat Rome als zijn hoofdstad heeft: de rooms-katholieke kerk. Op zondagochtend besef je de grootsheid van dat rijk, en vooral het feit dat Rome de Urbs Mundi is.
Op het plein van Palazzo Farnese waar ik met mijn dochter was, wierpen we na het huiswerk een blik in het kerkje van de heilige Catharina. Op de voorste rijen zat een peloton birgittinessen, zusters van een Zweedse orde. Om de hoek ligt de Engelse kerk. De mis was net voorbij, maar een priesterstudent was zo aardig om ons rond te leiden in de kerk van Thomas Becket. Daarna stapten we even een kerk binnen waar de liturgische taal Ge’ez is (zo pen ik van Wikipedia over) en gebruikt wordt in de Eritrees-Orthodoxe kerk. Drie geestelijken met een op een tulband lijkende muts stonden voor het altaar, achter hen vooral vrouwen in witte draperieën en sluiers met mooi gehaakte randen. Weer wat verder glipten we kort de Duitse kerk in. Dat is zo’n kerk waar geen plekje wit is gebleven: fresco’s links, fresco’s rechts, maar er heerste een kille, bijna-protestantse sfeer. Bij Piazza Navona doken we een onbekende kerk in, waar we werden verrast door de opwekkende noten die kwamen uit twee djembés, bediend door een elegante vrouw met opgestoken haar en hoge hakken. We waren in de Congolese kerk. De priester danste bijna van het altaar, zo swingend ging het eraan toe.
Tegen het middaguur pakten we weer opgewekt de scooter, gesterkt in de wetenschap dat Rome de Eeuwige Stad is en blijft. •
Archief