Bar San Calisto
Rosita Steenbeek
In de krant lees ik dat Bar San Calisto voor een paar dagen is gesloten, wegens ‘samenscholing van bedenkelijke types’, een decreet uit de tijd van het fascisme. Het is een bar waar ik graag kom en ik hoop van ganser harte dat het bij die drie dagen blijft.
Ik ga poolshoogte nemen, steek de Tiber over naar Trastevere, wandel over het prachtige plein met de in het late middaglicht goud opflonkerende Santa Maria di Trastevere en de terrassen waar voornamelijk toeristen achter hun duurbetaalde spritz zitten. Op het aangrenzende plein betreed je een andere wereld. De muren van de gebouwen zijn volgeklad met kleurige graffiti, ook die van de kerk gewijd aan paus Calixtus uit de 3de eeuw die de bar ertegenover zijn naam gaf. Het ijzeren rolluik dat de deur van de bar afsluit is overdekt met kleurige plakbriefjes vol steunbetuigingen. “Dit is de enige echte bar van Rome.” “Jaag de ware maffiosi weg uit Trastevere.” Tussen de kleurige briefjes hangt een gedicht, een lofzang op de bar waar elke stoel anders is, net zoals elke persoon die erop gaat zitten. “Drie dagen thuis en dan beginnen we in santa pace”, zo luidt de wens van de dichter. Ook ik moet er niet aan denken dat deze oase van kleur “een dorre woestijn wordt zonder een druppel folklore”.
Een vrouw die naast me de briefjes staat te lezen ziet het somber in: inmiddels zijn zo veel authentieke plekken gesloten en veranderd in gladde toeristententen en Airbnb’s.
Vier dagen later is de bar nog steeds gesloten en vrees ik dat de vrouw gelijk krijgt, maar als ik het er een week later nog eens op waag is de bar zowaar open! Of is het vanwege de filmopnames die plaatsvinden voor de deur? Ik loop naar de opnameleider en vraag welke film wordt gedraaid: ‘Non ci resta che delinquere’. ‘Er rest ons niets anders dan de misdaad’, over de Banda della Magliana, een beruchte Romeinse maffiabende, waarvan de leden deze bar frequenteerden en wier big boss toen ik net in Rome woonde in een zijstraat van de Campo de’ Fiori werd omgelegd. Het terras zit vol met figuranten, maar als ik de volgende dag opnieuw terugkeer zijn we in de film van vandaag de dag. Ik bestel een campari soda bij een van de barmannen die achter de versleten toog staan alsof er niks is gebeurd en betaal een derde van wat je er elders voor neertelt.
Voordat ik buiten een plek zoek, loop ik de aangrenzende ruimte in waar langs de wanden een paar ronde tafeltjes staan met ‘Peroni’ erop geschreven. En waar geruststellende stapels dozen met flesjes van dat Italiaanse bier tegen de muren staan die al vele decennia zijn behangen met dezelfde foto’s van feesten, voetballers en boksers. Hier werd een scène uit ‘La Grande Bellezza’ gedraaid.
Het terras is vol. Een man die ziet dat ik een plekje zoek gaat een stoel halen, en nog een voor hemzelf, inderdaad verschillende. Salvatore is een typisch Siciliaanse naam maar hij heeft een licht accent. Hij blijkt half Braziliaan, half Carthager en al 25 jaar begint hij zijn dag in deze bar met een cappuccino en een cornetto en sluit hem hier af met een birra. Dit is zijn huis, zegt hij, zoals het dat is voor zovelen.
Aan de overkant tegen de kerk van San Calisto staat een tafel waaraan mannen zitten te kaarten. “Het is altijd een wilde buurt geweest en met name hier is dat niet veranderd. Als iemand verloor bij het kaarten werd er geregeld een messteek uitgedeeld – ook omdat de drank rijkelijk vloeide.” De broer van de vermoorde baas van la Banda komt hier nog steeds, ‘Augustello’ is zijn koosnaampje. Hij loopt altijd even de kerk in die nu net dicht is. Hij vervolgt: “Die drie dames daar die nu witte wijn drinken, zaten er net nog te bidden.”
Er komen hier bedenkelijke types, geeft hij toe, maar ook de meest fantastische. “Dat is het mooie van deze plek, hier vind je het echte leven.” ✦
Archief