Jarig

Mijn verjaardag had ik iets vroeger gevierd met zusjes en broer toen ik in Nederland was. Op de dag zelf was ik in Rome en mijn beste vrienden waren de stad uit. Ik vond het geen punt om deze dag in mijn eentje te beleven. De goede wensen rolden binnen via appjes en telefonades, maar ik moest iets speciaals doen, vond iedereen. Een glas prosecco bij het in 1760 opgerichte Caffè Greco, bedacht ik. Een van de in rok gestoken obers begeleidde me naar een marmeren tafeltje in een stille hoek tussen prenten en schilderijen van Rome, gemaakt door vroegere bezoekers. Niet alleen schilders kwamen hier. Ook Gogol, Berlioz, Goethe, Keats, Shelley, Stendhal, Schopenhauer en zo veel anderen zaten hier te drinken, te praten en hun Romeinse indrukken te verwerken. Hier had ik op een andere verjaardag met mijn moeder het glas geheven en taart gegeten. Behalve een kristallen glas prosecco werd er een schaal voor me neergezet met verdiepingen, vol verfijnde borrelhapjes. Ik maakte een foto van schaal en glas en stuurde die als bedankje voor de felicitaties.
Voordat ik het café weer verliet ging ik nog even naar de bagno. Die bleek totaal veranderd, veel groter en nog
chiquer. Een jonge vrouw verwelkomde me allerhartelijkst.
“Het is hier nog mooier geworden”, zei ik.
“O ja?” reageerde ze met grote ogen.
“Ik kom hier al decennia.”
“Werkelijk? Wat bijzonder.”
“Ook bijzonder om op zo’n mooie plek te werken lijkt me.”

Ze knikte geestdriftig. “Ik geniet enorm van al die schilderijen om me heen. Op het doek van Renato Guttuso raak ik nooit uitgekeken.” Ze zette een paar stappen richting gang en wees naar het kleurige doek waar ze vanuit de deuropening het volle zicht op had. “Kijk, Guttuso heeft het café omgekeerd geschilderd, dat is zo knap. Het zijn allemaal kunstenaars, tijdgenoten uit de jaren zeventig.” Ik vertelde dat er een door Guttuso geschilderd portret van Alberto Moravia aan de muur hing in Moravia’s huis aan de Tiber. Vergeefs zochten we hem op dit schilderij. Af en toe begroette de toiletjuffrouw een heer of een dame alsof die het theater betrad. Ze werkte hier nog maar een jaar. Daarvoor werkte ze ook in een speciale omgeving, bij de Fondazione Besso. Daar had ik nog nooit van gehoord. Tot mijn grote verbazing bleek die zich een paar honderd meter van mijn huis te bevinden.
“U moet er zeker gaan kijken. Ze hebben prachtige kunst en het mooiste is de bibliotheek.”
Op mijn weg naar huis was de vertrouwde route langs de Sant’Agostino opgebroken en daarom nam ik de Via dei Piannelari. Achter een paar enorme struiken zaten twee mannen op een stoel. Ik keek om de hoek van het gebladerte en werd hartelijk begroet door een heer met een witte haardos en witte baard en een andere oudere heer met kale schedel. Er stond een deur open naar een atelier vol houten kunstwerken. De muur naast de deur was beplakt met foto’s van de man met de witte baard. Op een ervan drukte hij de hand van president Mattarella.
“Dit is maestro Ferdinando Codognotto”, zei de kale man, die Adriano bleek te heten.
“Drinkt u een glaasje mee?” vroeg de maestro. “Adriano is vandaag jarig.”
Tanti auguri. Ik ben ook jarig.”
De kunstenaar pakte een stuk papier, tekende daar met kleurige viltstiften uitbundige rode rozen op en gaf me die.
Inmiddels is het enkele maanden later en loop ik eindelijk door de grote poort waar Fondazione Besso boven staat. Ik ga de kolossale trappen op, loop door een openstaande deur en sta tussen wanden behangen met schilderijen en prenten. Even later betreed ik een fabelachtige bibliotheek. Besso was een joodse kunstverzamelaar en bibliofiel uit Trieste die in Rome zijn patria adottiva vond.
Een verlaat verjaarscadeau, deze schat waar ik jarenlang aan voorbij ben gelopen. •

Schrijfster Rosita Steenbeek verhaalt over haar dagelijkse leven in Italië.

Nieuwsbrief

Advertentie

Bezoek Italië, Emilia Romagna

instagram