Fietsen over de Via Appia

Rosita Steenbeek

We zouden rond het middaguur vertrekken, maar door allerlei tegenslagjes gaan we pas om vijf uur de deur uit. Twaalf jaar nadat ik met goede vriend Art van Amsterdam naar Delphi fietste, voert de route nu van Rome naar Mycene in Griekenland. Tot aan Brindisi volgen we de Via Appia, de ‘Koningin der Wegen’ waarvan met de aanleg werd begonnen in het jaar 312 voor Christus.
We nemen afscheid bij Pascucci, waar ik elke ochtend ontbijt. Nadat de eigenaren Patrizia en Bruno ons hebben uitgezwaaid, fietsen we weg, langs de plek waar Julius Caesar werd vermoord, langs het Capitool, het Theater van Marcello, de Tempel van Vesta. Bij de Bocca della Verità gaan we linksaf en fietsen langs het Circus Maximus. We steken de Piazza di Porta Capena over, het drukke plein dat is vernoemd naar de antieke stadspoort die er stond.
“Hier begon de Via Appia!” roep ik naar Art die iets vooruit is. We fietsen over de brede Viale delle Terme di Caracalla onder hoge pijnbomen door. In vroeger tijden lag hier een weelderige vallei vol geheimzinnige grotten en bronnen waar koning Numa Pompilio, de opvolger van Romulus, nachtelijke ontmoetingen had met de nimf Egeria. Zij verklapte hem welke rituelen het meest in de smaak vielen bij de verschillende goden en godinnen. Het mineraalwater van Rome, l’Acqua Santa di Roma, draagt haar naam.

We fietsen onder de Porta San Sebastiano door waar tegenwoordig de Via Appia Antica begint, langs de eerste mijlpaal die daar in een muur is gemetseld. De fiets hobbelt over het plaveisel, langs de kerk van Domine Quo Vadis, de catacomben. Art is vooruit­gestoven, maar even later zie ik hem staan.
Hij vindt het hier prachtig, “maar niet te fietsen”.
“Aardig dat je op me wachtte.”
“Ik ben een tas vergeten.”
Hij heeft er zes bevestigd op zijn fiets, kleinere en grotere, ook een luidspreker waar zojuist Giulio Cesare van Händel uit schalde. Art moet dus terug naar huis en het is al zo laat. Gelukkig zijn we vlakbij Appia Antica Caffè. Daar wacht ik op hem met een flesje ­Acqua ­Egeria en een glas witte wijn.
Na een uur is mijn reisgenoot terug en zetten we onze tocht voort. Het is vrijwel donker, straatverlichting ontbreekt en er is geen levend wezen te bekennen. De grote keien glanzen in het schijnsel van mijn koplamp, maar die is niet sterk genoeg om de omgeving te verlichten. Soms fiets ik een stukje, maar dan stap ik weer af want ik heb geen zin in een gebroken heup of kop. Art fietst wél. Mijn bagage rammelt in mijn tassen. Af en toe passeer ik een antiek grafmonument of een luxe villa met cave canem. Bomen steken zwart af tegen de donkergrijze lucht. Ik denk aan wie me hier zoal voorgingen, keizers, apostelen, schrijvers als Vergilius en Horatius. Toen was er ook geen verlichting, maar op dit uur waren ze natuurlijk al lang in een taberna. Na vele uren gloort er licht, van straatlantaarns. Hoe ik ook van het antieke plaveisel houd, nu ben ik blij met het asfalt waardoor ik weer op de fiets kan stappen. We vinden een onderkomen vlakbij luchthaven Ciampino. De volgende ochtend wil Art zijn helm terugsturen naar mijn buurvrouw, want die knelt.
“Je moet wel een nieuwe helm kopen”, zegt een kwieke kleine man, “Italiaanse automobilisten rijden als idioten.” Hij, Ivano fietst ook. Elke week rijdt hij over de Via Appia van hier naar het Colosseum en weer terug. “Elke keer zie ik nieuwe vergezichten, valt het licht anders. Nee, ’s nachts niet, dat is veel te gevaarlijk, geen licht, hobbels, kuilen en veel honden.”
Iets verderop kunnen we een prachtig stuk Via ­Appia Antica bewonderen, zegt hij. Dat werd ontdekt bij de bouw van de McDonald’s. “Het ligt onder het ­restaurant, maar is uitstekend ­verlicht.” •

Schrijfster Rosita Steenbeek verhaalt over haar dagelijkse leven in Italië.

Nieuwsbrief

Advertentie

Bezoek Italië, Emilia Romagna

instagram