Botanische tuin

Rosita Steenbeek

De lucht is strakblauw en het is warm, al is het diep in de herfst. Het was geen gemakkelijke tijd, het gemis van mijn moeder en een boek dat af moest. Het manuscript stuurde ik zojuist weg en nu ga ik uitwaaien in de Hortus Botanicus, aan de overkant van de Tiber.
Bij de onderdoorgang naar de Campo de’ fiori, word ik begroet door Massimo, de eigenaar van een klein atelier waar hij
sieraden repareert. Hij stelt me voor aan Roberto, een oudere man met een fiets, die een rode roos in zijn hand heeft waarvan de bloem er zielig bijhangt.
“Ik ga haar behandelen”, zegt Roberto. Hij wikkelt een stuk plakband dat Massimo hem gaf zorgvuldig om de steel.
“Geef hem aan Rosita”, zegt Massimo.
“Ik ga wandelen in de Hortus dus dat is niet handig.”
Roberto had al een andere bestemming voor de roos: de madonna.
“Kom mee”, zegt hij.
Ik volg hem de donkere gang in waar we ons omdraaien naar de beeltenis van de Moeder Gods. Roberto zet de roos naast het schilderij en laat dan een Sardijns Ave Maria uit een op zijn fiets bevestigde transistorradio klinken. Roberto werd geboren op Sardinië. Als de laatste klanken zijn verstomd, groet ik hem en wandel verder.

Het is druk in Trastevere, maar als ik onder de antieke Porta Settimiana door ben en linksaf een brede straat in loop, langs Palazzo Corsini, hoor ik alleen vogelgezang. Aan het eind van de straat ligt de met groene bomen bedekte helling van de Gianicolo. Ik ga de toegangspoort door, koop een kaartje en twijfel even welke van de door hoge bomen geflankeerde lanen ik zal inslaan. Er zijn weinig mensen. Hier en daar zit iemand op een bankje of ligt in het gras. De hortus hoort bij de universiteit van Rome La Sapienza, maar gaat terug op Il Giardino dei semplici van het Vaticaan, de Tuin van de eenvoudigen waarover in de 12de eeuw al werd geschreven. Semplici, eenvoudigen sloeg op planten waarvan geneesmiddelen werden gemaakt. Ik loop langs de meest veelsoortige cactussen met antiquiteiten ertussen, een vaas, sierlijk bewerkte stukken marmer, misschien afkomstig uit de Horti Getei, de tuinen van Publius Septimius Geta, zoon van Septimius Severus en broer van Caracalla. De keizers begonnen steeds fraaiere tuinen aan te leggen met een rijkdom aan gewassen, priëlen, vijvers en fonteinen ertussen. ‘Stille verblijfplaatsen voor de goden’ volgens dichter en filosoof Lucretius. Ik loop onder reusachtige bomen door, een vier eeuwen oude plataan, ga serres in, met mediterrane en tropische temperaturen. Weer buiten kom ik langs een bed vleesetende planten, door een woud van reusachtige palmen, een vallei van varens.
Rozengeur komt me tegemoet. Hier en daar zit zowaar nog een rood of geel blaadje aan een struik maar er glimmen vooral rozenbottels tussen het herfstblad. Door de omhooglopende rozentuin beland ik in het bamboebos, waar ik een geheimzinnig pad insla en onverwacht onder me de stad zie liggen. Vanaf het bankje waar ik even op ga zitten, kijk ik naar de koepels en torens in het gouden licht, wandel dan verder omhoog, langs het Nymphaeum, de Japanse tuin, een bijenhotel. Nog hoger zijn antieke muren te zien. Over een gebeeldhouwde trap met fonteinen erlangs daal ik af, wandel het vlinderhuis in waar vlinders met vleugels van renaissancebrokaat tussen het passiefruit hangen. “Signora u mag niet naar buiten; er zit een vlinder op uw rug.” Als de vlinder terug is naar het passiefruit houd ik nog even stil bij de tuin van de aroma’s, snuif de geur op van salie, lavendel, laurier, en wandel dan verkwikt de stad weer in. Te midden van die welsprekende oude stenen is het soms ook een weldaad je onder te dompelen in de natuur. •

Schrijfster Rosita Steenbeek verhaalt over haar dagelijkse leven in Italië.

Nieuwsbrief

Advertentie

Bezoek Italië, Emilia Romagna

instagram