Een gat bij het Pantheon

Rosita Steenbeek

De bars mogen weer open en dat ga ik vieren bij het Pantheon. Het is nog stil in de straat, net als op de Piazza della Rotonda, waar behalve het ruisen van de fontein alleen het tikken klinkt van een hamer op de selci, dikke vierkante straatstenen iets groter dan de beroemde sampietrini. Het gat dat drie weken geleden plotseling was ontstaan op de plek waar ik de dag voor de lockdown nog wijn dronk met vrienden, wordt weer dichtgemaakt. Naast de kleine bouwplaats ligt het enige terras dat open is. Ik ga zitten aan een van de ver uit elkaar staande tafeltjes en bestel een cappuccino met cornetto bij de gemaskerde ober. Aan een ander tafeltje zit een man achter koffie en krant net als ik na tweeënhalve maand huisarrest van deze luxe te genieten, ook hij beschenen door de ochtendzon.

De twee stratenmakers zijn toegewijd bezig, het Pantheon op de achtergrond. Eduardo leunt tegen de deurpost van zijn antica salumeria waar het nog steeds stil is als in een dorpswinkel. Hij had gezien dat er stenen loszaten, er voorzichtig op getrapt en toen waren de selci naar beneden gerold, waarna zich een kloof had geopend van meer dan twee meter diep. Archeologen waren meteen ter plekke en ook ik stond er al snel met mijn neus bovenop. Een jonge vrouw met een gele helm op blonde krullen, met geel mondkapje en gele handschoenen, vertelde me vanuit de diepte dat die travertijnen platen het oorspronkelijke plaveisel vormden uit de tijd van keizer Hadrianus, de bouwer van het huidige Pantheon. Eind jaren negentig was er bij het leggen van kabels ook al een stuk van het antieke plaveisel ontdekt en bovendien resten van het eerste Pantheon. Ook toen kwam ik bijna dagelijks in de diepte gluren. De archeologe met de gele helm vertelde dat ze graag nog een laag dieper was afgedaald in de hoop sporen van de brand te vinden die in het jaar 80 het eerste Pantheon verwoestte. Nu was er helaas haast omdat de bars weer open moesten.
“De instorting is veroorzaakt door een lek in het riool,” vertelt de ober. “Stel je voor als we niet in lockdown waren geweest.”
Er zijn nog steeds weinig mensen op straat. Een kleine vrouw komt aangewandeld met een grote tas en overhandigt de post. Een man met rood mondkapje komt voorbij op een step. Hij rolt vanzelf naar beneden, want de Piazza della Rotonda loopt naar het Pantheon toe af. In de negende eeuw raakte het plein geleidelijk overdekt met puin van ingestorte gebouwen en slib dat de Tiber achterliet na overstromingen. Toen het te erg werd gaf een paus opdracht de versperde ingang van het tot kerk getransformeerde Pantheon vrij te maken, waardoor het plein op die plek nog steeds lager is.
“Ciao grande Ettore!” De man aan het tafeltje naast me wordt herkend door een vriend. Ze spreiden hun armen, stralen van achter hun mondkapje. “Dan moeten we verhuizen naar een grotere tafel, want we zijn geen familie.”
Nadat ik heb afgerekend, een derde van wat ik hier placht te betalen, ga ik nog even kijken bij de stratenmakers. Een van de mannen in oranje pak maakt het zand glad met zijn handen en stampt het aan. Vervolgens wordt de dikke vierkante steen erin gedrukt.
“Het zijn dezelfde die hier zijn weggehaald.”
Nadat een paar stenen in het zand zijn gedrukt en een paar tikken met de hamer hebben gekregen worden de spleten ertussen opgevuld met zand en met water overgoten.
“Het is een rustgevende bezigheid,” zegt de een.
“En we werken altijd samen.”
“Wel warm als de zon hoger staat”, zeg ik.
“We zouden graag vroeger beginnen.”
Dat kan niet want hier slapen mensen.
“Hoe lang zijn jullie nog bezig?” vraagt een grote kerel met nauwelijks verholen ergernis. Hij wil zijn tafeltjes neerzetten.
“Ik heb al genoeg schade opgelopen.”
“Morgen.”
Als ik hier straks weer een glas wijn drink zal ik altijd denken aan wat er onder mijn voeten ligt. •

Illustratie Edith Buenen

Schrijfster Rosita Steenbeek verhaalt over haar dagelijkse leven in Italië.

Nieuwsbrief

Advertentie

Bezoek Italië, Emilia Romagna

instagram