Weerzien met Valentina
Rosita Steenbeek
Het is al weer twee jaar geleden dat ik Valentina voor het laatst zag, maar in een stad als Rome is twee jaar niets, zo ervaren we dat allebei. ‘Af en toe vond ik een antieke pen bij de Tiber, en dan dacht ik aan je,’ zei Valentina toen ik haar belde. Ooit gaf ze me op mijn verjaardag zo’n benen pen van tweeduizend jaar oud. Ze leidde me rond in Tarquinia, door de wereld van de Etrusken, en ik zocht haar wel eens op aan de oevers van de Tiber waar ze in de modder tussen de stenen behalve pennen ook andere schatten vond. Door de telefoon vertelde ze dat ze is gestopt met haar werk als chef-kok en nu een rijke oude dame bijstaat vanaf drie uur in de middag. We gaan lunchen vlakbij Valentina’s huis in het hart van Rione Monti, de antieke volkswijk van Rome.
Ik loop over de Via dei Fori Imperiali waar meeuwen uitrusten op hoofden van keizers die voor hun forum staan.
Op het plein van de Madonna dei Monti omhelzen we elkaar.
‘Je bent niks veranderd’, zeg ik.
Ze excuseert zich voor haar wat langere lokken.
‘Dat wil de signora.’ Valentina neemt me mee naar een klassieke trattoria waar ze uitbundig wordt begroet door Fabio, de baas, een goed uitziende oudere man. De muren zijn behangen met kleurige schilderijen.
‘Fabio houdt van kunst. Vroeger ging hij elke middag na de lunch de galerieën langs. Hij is ook dol op de Etrusken.’ Op zachte toon vervolgt ze: ‘In Tarquinia kwam hij zoeken naar Etruskische graven. Hij was de enige die de schilderingen kon losmaken van de muren. Daar had hij een speciale techniek voor, met linnen. Ze noemden hem Il professore. Toen hij gepakt werd is hij gestopt en wijdde zich aan zijn trattoria. ’s Avonds komen mensen uit de buurt hier bij elkaar, veel kunstenaars.’
We eten tortellini met tomatensaus. Ik vraag waarom ze is gestopt als chef. Valentina is een zeer geraffineerde kokkin.
‘Ze buiten me uit. Overal staan buitenlanders achter het fornuis, veel uit Bangladesh. Die werken voor een lager loon maar daar heb ik geen zin in. Italië draait steeds meer op slavenarbeid.’ Ze is verhuisd naar een goedkoper appartement, natuurlijk wel in dezelfde buurt. ‘Het is klein maar dat maakt me niet uit. Rome is mijn thuis.’ Precies zoals ik het ervaar.
Het is tijd om naar haar nieuwe werkgeefster te gaan die in een oud familiepaleis woont en voor wie ze een soort dama di compagnia is, en voor wie ze ’s avonds een maal bereid. ‘Prachtig is ze, vijfenzeventig en altijd elegantissima.’
Valentina loopt met me mee naar mijn hoekje in huize Roma waar ze op de bus zal stappen. We nemen een route die ik niet ken, tussen het Forum van Augustus en het Forum van Trajanus door waar je een spectaculair uitzicht hebt. ‘Dit is de weg van de Montini, de bewoners van Monti. Hier zijn we echt op het Forum.’
We kijken naar beneden, naar het antieke plaveisel en de groen begroeide gaten erin. ‘Daar zie ik regelmatig krabben lopen,’ zegt ze. Ik ken het verhaal. Hoogstwaarschijnlijk zijn hun verre voorouders hier op de antieke markt ontsnapt aan de verkoop en hebben ze zich vervolgens aangepast aan de omgeving. Vroeger werden ze wel eens opgegeten door de bewakers maar nu zijn de ‘Trajanuskrabben’ beschermd. We wandelen verder naar de Piazza Venezia.
‘Heb je de binnentuin van Mussolini al gezien? Die is sinds kort open.’
We gaan de poort door van het palazzo met het balkon vanwaar Mussolini de menigte toe bulderde en komen in een stille groene oase waar alleen het ruisen van de fontein te horen is. Valentina kijkt omhoog naar de reusachtige palmen. ‘Ze doen me denken aan de munten met palmen erop. Zo mooi, uit Carthago, uit de 4de eeuw voor Christus.’
Wanneer we even op een bankje bij de vijver gaan zitten, verzucht ze: ‘Wat een voorrecht hier te wonen.’ Iets wat ik volledig onderschrijf.
Archief