Brood & boeken

Zodra het weer het toelaat, verhuist mijn laptop naar mijn terrasje. De periode dat ik daar kan schrijven, duurt elk jaar langer. Ook nu komt er geen einde aan het warme weer. Rond een uur of een, als het op z’n heetst is, ga ik boodschappen doen, terwijl de meesten in de vroege uren op pad gaan, maar dat zijn mijn favoriete schrijfuren. Ik wandel naar de Campo de’ Fiori, waar ik de familie uit Velletri mis bij wie ik groente en fruit koop, van hun eigen landerijen. Ze zijn voor een paar maanden vertrokken naar hun huis in de Dolomieten, voor stilte en frisse lucht. Ik wandel verder richting Piazza Farnese, naar de natuurwinkel waar tijdens de pandemie altijd een eindeloze rij voor de deur stond. Behalve groente en fruit wil ik hun brood kopen, gemaakt volgens antiek recept. Helaas is het uitverkocht.
Er is een oude dame bij de kassa komen staan, in een lange groene jurk, haar grijze haren in twee kleine staartjes. Ze voelt zich niet zo goed, zegt ze. Ze zal een flink eind in de tachtig zijn, heeft een mooi gezicht met grote, donkere, uitdrukkingsvolle ogen. “Het gaat wel over”, vervolgt ze kalm.
“Wilt u even zitten?” reageert de caissière. “Ik haal een stoel.”

“Nee nee, dank je.”
“U bent op het warmste uur de deur uitgegaan,” zeg ik, “en dan dat gesjouw.” Ze heeft een karretje bij zich voor de boodschappen en ook nog een tas over haar schouder.
“Dat was inderdaad niet zo verstandig. Zou ik uw hand even mogen vasthouden?” vraagt ze.
“Natuurlijk”, antwoord ik terwijl ik haar mijn hand geef. De caissière pakt haar andere hand.
“Wat zijn jullie lief”, zegt ze. Na een tijdje laat ze de hand van het kassameisje los. Ze voelt zich al wat beter, maar mijn hand blijft ze vasthouden.
“Het werkt. U heeft een rustgevende uitstraling.”
Ze heet Paola.
“Ik Rosita.”
Dat vindt ze een mooie naam. Haar achternaam luidt Rossetti.
“Ik kan wel even met u meelopen.”
“Dat hoeft niet. Ik woon hier een aardig eindje vandaan. In de Via Giulia.”
Dat is een van de mooiste straten van Rome. Niet zo ver.
“U bent de stad dus niet ontvlucht”, zegt ze.
“Nee, ik moet een boek afmaken.”
“Bent u schrijfster?”
Haar grote bruine ogen worden nog groter. “Mijn vader had een boekwinkel, Libreria Rossetti, op de Via Veneto.”
Helaas al verdwenen voor mijn tijd.
“Een ontmoetingscentrum, iedereen kwam daar: Ungaretti, Flaiano, Fellini, Moravia.”
Als ik vertel dat ik de laatste twee goed heb gekend, zegt ze: “U zou er helemaal hebben gepast.”
Ze vindt het toch wel fijn als ik een stukje met haar opwandel. Dan zal ze me meteen een tentje laten zien waar je heel smakelijk brood kunt kopen. Terwijl we gearmd door de Via di Monserrato lopen, praten we over andere bijzondere verdwenen boekwinkels: Croce, waar de Italiaanse vertaling van mijn eerste roman een tijdje in de etalage lag; Herder, tegenover Palazzo Montecitorio. Paola blijft staan voor een apotheek in de Via dei Banchi Vecchi.
“Dit is een heel goede farmacia.”
“Ook een heel mooie”, reageer ik terwijl ik de gevel bewonder, vol stucwerk. Het wordt La Casa dei Pupazzi genoemd, het poppenhuis, en werd gebouwd in de 16de eeuw in opdracht van een Milanese edelsmid.
We komen bij de Via del Pavone, de Pauwenstraat.
“Hier is die zaak met het lekkere brood, ­onlangs opgericht door twee jonge vrouwen. Je kunt er ook eten.”
Ik vertel dat in dit straatje eeuwen geleden een Nederlandse apotheker woonde en dat daar een beroemd gezelschap is opgericht van Nederlandse en Vlaamse schilders, De Bentveughels. Bij hem kochten de schilders hun pigmenten.
Twee huizen verder koop ik met granen bestrooid zelfgebakken brood bij Pane e Tulipani. Alles uit het interieur is te koop: borden, schilderijen, meubels. Binnenkort ook boeken. •

Schrijfster Rosita Steenbeek verhaalt over haar dagelijkse leven in Italië.

Nieuwsbrief

Advertentie

Bezoek Italië, Emilia Romagna

instagram